Welkom in
Eigenbilzen
        P/a: Hartenberg 2
        3740 Eigenbilzen

IBAN: BE34 7512 0893 3390
Pastoor Joannes Swennen  1825  1849
Pastoor Joannes Swennen werd geboren in Waltwilder op 4 april 1798.
Hij werd priester gewijd te Mechelen in 1819 en als kapelaan aangesteld te Waltwilder in zijn geboortedorp op 12 januari 1821.
Op amper 27 jarige leeftijd werd hij benoemd en aangesteld als pastoor te Eigenbilzen op 6 september 1825.
Hij overleed te Eigenbilzen op 31augustus 1849.

In 1830 maakte hij de onafhankelijkheid van België mee.
Aanslagen

Kort na de onafhankelijkheid in 1830 werd onder koning Leopold 1 een overeenkomst gesloten met de paus betreffende het teruggeven van kerkelijke goederen die onregelmatig werden verworven tijdens het Franse bewind. Sommige maar niet alle van deze goederen werden uit "gewetensbezwaar" aan de kerk terug geschonken.
Van op de preekstoel trok de jonge pastoor heftig van leer tegen de ingezetenen die onrechtvaardig goed van de kerk in bezit hadden.
Hierdoor haalde hij zich de woede van deze eigenaars op de hals. Tot tweemaal toe werd een aanslag op zijn leven geplegd en werd er op hem geschoten.
Een eerste keer in de vroege avond voor zijn oude pastorie.
Een tweede maal bij de nieuwe pastorie die nog maar pas gebouwd was. Een kogel was blijven steken in de buitenmuur van zijn keuken.
Men had vroeger reeds 1049,71 gulden verzameld en bij Koninklijk besluit van 09-02-1820 was reeds een toelage van 800 gulden beloofd. De pastorie zou echter 2216,59 gulden kosten. Op 09-02-1830 laat de "Commisaris van het district Maastricht" weten dat de kerkfabriek kon rekenen op een subsidie van 400 Gulden. Dit werd later bevestigd door Koning Leopold 1 in het KB van 12-03-1832.
De nieuwe pastorie

Dit moet kort na 1832 gebeurd zijn want in dat jaar was de pastoor er in geslaagd, niettegstaande de vijandige houding en ontbrekende hulp van het gemeentebestuur, een nieuwe pastorie te bouwen.
Het gemeentebestuur deed opmerken dat de oude pastorie gemakkelijk kon hersteld worden.
De bouw van de nieuwe pastorie kon doorgang vinden dankzij de aloude gebruiken dat de inwoners van Mopertingen, parochianen van Eigenbilzen, volgens aloud gebruik hun deel moesten bijdragen
Bouw van een nieuwe kerk

De voornaamste opdracht van Pastoor Swennen was het bouwen van een nieuwe kerk. De toestand van de oude kerk (13de eeuw ?) en het schoolgebouw was erbarmelijk. Een bericht uitgaande van de gemeenteraad  aan pastoor Swennen:

"Weleerwaarde Heer
Het zo genaamde schoolhuis, gelegen op het kerkhof, in erbarmelijke staat zich bevindende, daar bij deliberatie u den afstand is gedaan, om de vrijkomende steunen ter verbetering van kerkmuren te gebruiken. Ge wordt verzocht Eerwaarde, uw gevoelens hierover te uiten en ons ditzelfde te berichten opdat er middelen beraamd zouden worden om hierin te voorzien.
Eigenbilzen, den 25.10.1838"

In 1844 was het zo ver gekomen dat de gemeente verplicht werd bomen te kappen om de muren van de kerk te ondersteunen omdat het gevaar voor instorten niet meer denkbeeldig was. Tussen de gemeenteraadsleden ontstond toen een geschil. Sommigen vonden dat de kerkfabriek "goederen en kapitalen", de gemeente zou bijspringen als het nodig bleek om de kerkmuren te stijpen (stutten);
De oude kerk van Eigenbilzen was bovendien zeer klein. Op zon- en feestdagen moesten de kerkgangers hun plaatsje zoeken op het doksaal of in de aangrenzende kamer boven de trap. Zij betaalde bijgevolg ook niet het jaarlijks stoelgeld. Op 1 januari 1843 besliste de kerkfabriek dat allen die op een van beide plaatsen de erediensten bijwoonden 2 centiemen moesten betalen.
Zij konden ook een akkoord aangaan om jaarlijks 1,50 Frank te betalen. De overtreders van dit reglement zouden als stoorders, wettelijk gestraft worden met een geldboete van 5 tot 15 Frank.
Volgens het kadasterplan opgemaakt door de "gezworen landmeter Vandersuick te Geraartsbergen" was de oude kerk 20 meter lang en 12 meter breed. Ze had maar één beuk en tegen de zuidelijke muur was een school gebouwd (ongeveer 10 bij 5 meter). De toren was de toren die nu nog staat en die in de jaren omstreeks 1930 verhoogd werd en een nieuwe spits kreeg. Het feit dat in Mopertingen, zelfstandige parochie sinds 1834, reeds in 1835 een nieuwe kerk werd ingewijd zal er niet vreemd aan zijn dat Eigenbilzen ook een nieuwe en grotere kerk wilde bouwen.
De Brikkenoven:

Zo moest er uitgezien worden naar een terrein waarop bakstenen konden gemaakt en gebakken worden. De kerkfabriek wilde dit laten doen op het kerkhof en diende hiervoor een aanvraag in bij het gemeentebestuur. Tijdens de zitting van 11 april 1845 nam de gemeenteraad de volgende beslissing:
De gemeenteraadsleden hadden de stemming onder de bevolking verkeerd ingeschat of had pastoor Swennen hen vanop de preekstoel de levieten gelezen, we weten het niet, maar amper zeventien dagen laten (28.04.1845) was de gemeenteraad eenparig akkoord en trof volgende beslissing:

"De brikkenoven komt op een perceel grond groot 6,54 ca, gelegen nevens het kerkhof en palende aan den kerkhof- de straat en Mathijs Vandooren. Bij onderzoek van commodo et incommodo heeft niemand enige reklamatie ingediend. De leden van de raad stemmen er mee in op voorwaarde, dat moest er door brand of bederf, schade kunnen veroorzaakt worden, de leden van de fabrieksraad zich zouden verplichten de gebeurlijke schade te vergoeden.
Geld

Uit de deliberatie van de kerkfabriek van 9 september 1846 vernemen we dat door de architect Jaminé van Tongeren het plan van de nieuwe kerk opgemaakt werd en dat het aannemingsbedrag 18.685 Frank bedroeg.
Men beschikte over volgende geldmiddelen:

Kerkfabriek                                2.500,00 Fr
Gemeente                                 3.905,00 Fr
Giften van inwoners                    4.551,00 Fr
Giften van buiten de gemeente       151,16 Fr
              Totaal                       11.107,16 Fr

Het tekort bedroeg dus 7.577,84 Fr. De districtscommissaris stelde voor dat de kerkfabriek en de gemeente hogere toelagen zouden verlenen. Het antwoord van de gemeente: " Dit is volstrekt onmogelijk want al het geld dat we op de spaarkas geplaatst hadden, hebben we reeds moeten afhalen. Bovendien kunnen we moeilijk de taksen verhogen gezien het groot aantal onvermogenden. De gemeente beschikt wel over enkele Ha heide, maar de opbrengst hiervan moet dienen tot steun aan de behoeftigen"

De Kerkfabriek antwoordde:" We kunnen onmogelijk hogere toelagen verlenen. De kerk heeft reeds een aanzienlijke som geld gekost. Daarenboven hebben we nog te zorgen voor nieuwe kerkmeubelen daar de oude niet meer kunnen dienen"

Ten einde raad werd er besloten de provinciale overheid te verzoeken de kerkfabriek een subsidie toe te kennen om het tekort te dekken. De toelage werd als volgt bekomen:  
                                                                                De staat          De Provincie
                                                                1847          1400 Fr              700 Fr
                                                                1848          1450 Fr              700 Fr
                                                                1849            900 Fr              480 Fr

Nog in 1846 werd de oude kerk afgebroken en in de oude toren een nieuwe klokkenstoel aangebracht door Matheus Meesters (1817-1878) uit de Winkelomstraat. In de toren werd een deur uitgekapt die toegang zou geven tot de kerk.
Reeds in 1847 was de ruwbouw van de nieuwe kerk (In Gothische stijl) klaar.
Zijn testament:

Pastoor Swennen zou aan het vele werk dat hij deed voor het bouwen en inrichten van de kerk niet veel genoegen beleven. "Aangetast door de cholera en verteerd door een brandende koorts ontsliep hij op leeftijd van 51 jaar op 31 augustus 1849.
In zijn testament voorzag hij:
* 2000 Fr te besteden aan de aankoop van een nieuw orgel
* 400  Fr voor het celebreren van twee  hoogmissen, de eerste met laudes op de verjaardag van zijn overlijden met uitdeling van 6 Fr aan de armen. De tweede naar goedvinden.
* 1500 Fr voor het verven en marbriseren van de altaren.
Pastoor Swennen woonde tot zijn dood in de Winkelomstraat in het huis naast het huidige parochiehuis bij "Cajé". In 1842 werd in een kamer van zijn woning een schoolklas ondergebracht, hij kreeg hiervoor 28,40 Fr als huur.

Pastoor Swennen werd begraven tegen de zuidelijke muur van de kerktoren. Veel Eigenbilzenaren herinneren zich nog het grote kruisbeeld tegen de torenmuur waaronder het graf van pastoor Swennen heeft gelegen.  In 1960 werd zijn grafsteen verwijderd en rechtstaand geplaatst in de nabijheid van de grafstenen van de pastoors Van Leemput en Laenen.

De nieuwe kerk zou op 4 juni 1850 door Mgr Van Bommel bisschop van Luik, gewijd worden.

Met dank aan Ir M. Goossens, burgemeester van 1964 tot 1970 voor het opzoekwerk.
Eigenbilzen
"Aangezien dat de kerk omtrent in het midden van den kerkhof gelegen is en deze slechts ongeveer 12 aren groot is terwijl de bevolking wel 900 zielen telt, aangezien er verscheidene gebouwen met stroo en pannen bedekt, gelijk ook verscheidene tuinen met boomen beplant rondom en neven het kerkhof staan, zodat het onmogelijk is om den oven enkelijk 5 meter van datzelfde af te plaatsen en gevaar voor brand te mijden.
Aangezien het insgelijks onmogelijk is om den oven op het kerkhof te plaatsen, zonder op de begraven lijken te trappen en aldus de gehele gemeente te besmetten en te ergeren,
Aangezien het overigens tegen alle wetten en tegen de algemene eerlijkheid is een gewijden grond te ontheiligen en den eerbied welke aan de overledenen verschuldigd is te schenken.
Besluit: Vijf stemmen (raadsleden) tegen drie stemmen (schepencollege) voor."